Geschiedenis
Woudrichem is strategisch gelegen aan de samenvloeiing van Maas en Waal, op de kruising van 3 provincies. Het Land van Altena, waar Woudrichem toe behoort, hoorde vanaf 1322 bij het Graafschap Holland. Pas in 1815 werd het bij de nieuwe provincie Noord-Brabant ingedeeld.
Woudrichem kreeg stadsrechten in 1356. In dat jaar werd ook de grafelijke riviertol van Niemandsvriend van Sliedrecht naar Woudrichem verplaatst. Een paar jaar later kreeg de stad ook visserijrechten, en kwam tot bloei. De Martinuskerk en stadsmuren stammen uit deze tijd.
In 1420 werd de tol verplaatst naar Gorinchem. Deze gebeurtenis, de Sint Elizabethsvloed van 1421 en de vele militaire conflicten waar het stadje vanwege zijn ligging bij betrokken was, zorgden voor het verval van de stad.
De vele belegeringen hebben in Woerkum hun sporen nagelaten. In 1573 staken de Geuzen de stad in brand. Ze beschouwden haar als onverdedigbaar. Er werd daarna een nieuwe stadswal opgeworpen, die een kleiner gebied beschermde dan de oude stadsmuur had gedaan. Deze stadswal is de vestingmuur die nog altijd het centrum omsluit.
In 1814 werd Woudrichem onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er mocht vanaf die tijd niet meer in het omringende land gebouwd worden. Pas in 1955 werd de vesting opgeheven en zijn er nieuwe woonwijken rondom het stadje aangelegd.
De historische stadskern is een beschermd stadsgezicht.